Het kwantificeren van het effect van metalen op organisme-, populatie- en ecosysteem-niveau wordt op dit moment bemoeilijkt door een gebrek aan kennis over de fysisch-chemische en fysiologische factoren die de biobeschikbaarheid van de metalen bepalen. In dit rapport zijn de fysisch-chemische aspecten van biobeschikbaarheid voor de Nederlandse veldsituatie bestudeerd. Dit is gedaan aan de hand van een bemonstering van 49 landbodems, die een dwarsdoorsnede vormen van de verschillende bodemtypes die in Nederland voorkomen. Na bemonstering is de verdeling van 6 metalen (Cd, Cr, Cu, Ni, Pb, Zn) en het metalloide As over de vaste bodemmatrix en het poriewater bestudeerd. De bodemeigenschappen waarvan verondersteld wordt dat zij het partitiegedrag in grote mate beinvloeden, zijn voor elke bodem gekwantificeerd en modellen zijn afgeleid voor het beschrijven van het partitieproces op basis van een aantal eenvoudig te bepalen bodemeigenschappen. De modellen zijn geschikt voor het berekenen van metaalgehaltes in het poriewater. Aangezien de meeste organismen die in de bodem leven, metalen via het poriewater opnemen zijn de modellen bruikbaar voor het voorspellen van de beschikbaarheid van metalen voor opname door deze organismen.